woensdag 2 januari 2013

Ik zou 'm houden, die angst.


Over de Top 2000 en het nut ervan is al genoeg geschreven. Nummers die te hoog staan, te laag, er wel in moesten, of juist niet, de lijst lijkt nogal gemankeerd. Feit is dat ik de laatste dagen van 2012 best vaak op Radio 2 heb afgestemd. In die Lijst der Lijsten kwam, op 30 december, als ik mij niet vergis, ‘Geef Mij Nu Je Angst’ van André Hazes langs. Natuurlijk, dat nummer hebben we vaker gehoord, al dan niet met zachte ‘g’. Maar opeens kwam de tekst nog vreemder op me over dan hij altijd al deed. Kijkt u even mee? Doen we het even strofe voor strofe:

“Je zegt: ‘ik ben vrij’, maar jij bedoelt: ‘ik ben zo eenzaam’
Je voelt je te gek, zeg jij, maar ik zit niet te dromen.
Want die blikken in je ogen zeggen alles tegen mij
Ik voel me precies als jij dus jij kan eerlijk zijn.”

Goed, de toon is gezet. Jongetje zegt tegen meisje dat hij haar to-táál begrijpt. Als zij zegt dat ze ‘vrij’ is, is ze eigenlijk ‘eenzaam’. Daaruit lijken we te kunnen concluderen dat zij, waarschijnlijk recentelijk, nog niet vrij was, maar ook niet eenzaam. Kortom: het is uit. Jongetje ziet nu zijn kans schoon, maar dat merken we later pas. In ieder geval zit André nu niet te dromen. Wel toen hij rijmwoorden op ‘eenzaam’ zocht.

Verder heeft het meisje het talent meerdere blikken in haar ogen te hebben, zo veel dat André alles doorheeft. Komt trouwens niet alleen door die blikken, hoor. André voelt zich precies als het meisje (ook net single geworden, nemen we maar even aan). ‘Dus’, wil hij maar zeggen, ‘jij kan eerlijk zijn’. Aan liegen hebben we even niets. Dom meisje.

“Je voelt je heel goed, zeg jij, je mond begint te trillen.
Ik denk dat ik jou kan helpen maar je moet zelf willen.
Elkaar nu een dienst bewijzen dat is alles wat ik vraag
Zet weg nu die angst, ik wist het al, het is mijn dag vandaag.”

De aansporing tot eerlijkheid heeft weinig gedaan, meisje houdt stug vol dat zij zich prima voelt. Wel trilt haar mond. De maat lijkt voor André toch wel bijna vol te zijn, hij wéét dat hij haar kan helpen, maarja, als zij het niet wil, zijn zelfs Dré’s skills nutteloos. 

En dan komt de aap uit de mouw: “Elkaar nu een dienst bewijzen, dat is alles wat ik vraag”. Wacht even. André was toch juist het meisje aan het helpen? Waarom vraagt hij haar dan nu opeens om een gunst? “Zet weg nu die angst”. Hulp is al niet meer nodig, ze kan er best zelf iets aan doen. “Ik wist het al, het is mijn dag vandaag!” Nu ben je me kwijt, André. Je biedt een meisje je hulp aan, maar daarvoor moet ze wel eerlijk zijn, en zelf willen. Dat is prima, maar je bent nog niet aan helpen toegekomen of zij moet jou óók een dienst bewijzen, waarbij ze die angst, waar jij haar nog niet eens vanaf hebt geholpen, nu zelf maar aan de kant moet schuiven, omdat jij er nu opeens van overtuigd bent dat het jóúw dag is. Eerlijk gezegd, André, vind ik dat weinig subtiel.

En dan het bekende refrein:
“Geef mij nu je angst, ik geef je er hoop voor terug.
Geef mij nu de nacht, ik geef je de morgen terug.
Zolang ik je niet verlies, vind ik heus wel mijn weg met jou.”

Die eerste twee regels lijken toch de goede kant op te wijzen. André lijkt te willen gaan helpen, allemaal erg goed bedoeld, zo lijkt het. Wel een opmerking: sinds wanneer zijn Angst en Hoop dingen die je zomaar kunt ruilen? En heeft André een Angstvernietiger? Anders zit hij er zo mee. Of zou je dat kunnen opslaan? Hoe het ook zij, in de laatste regel loopt Hazes weer, als we even terugkijken, op de zaken vooruit. Hij was een meisje aan het helpen dat net single was geworden, dachten we, maar nu wil hij haar al niet meer kwijt. Wat vindt zij daar zelf van? André lijkt er in ieder geval van overtuigd dat het goedkomt. “Ik vind heus wel mijn weg met jou”, verzekert hij haar. En wat als zij dat nou niet wil? Wat als zijn weg nou net even wat afwijkt van haar weg? Zo ver waren we dus nog lang niet, meneer Hazes. Maar André is nog niet klaar:

“Kijk mij nu eens aan, nee zeg maar niets, je mag best zwijgen.
Het valt nu nog zwaar, maar ik weet dat ik jou kan krijgen.
Dit hoeft nooit meer te gebeuren als je bij me blijft vannacht.
Want dan zul je zien, als jij straks wakker wordt, dat jij weer lacht!”

Weer beginnen we subtiel: aankijken is genoeg, zwijgen mag. “Wat een aardige jongen”, denken we nu allemaal. Maar gelijk daarna kan hij zich toch niet inhouden. ‘Het’, wat het ook is, is nét gebeurd, ‘het’ valt ook nog zwaar, maar dat houdt meneer niet tegen om er alvast van uit te gaan dat het tussen hen wel goed zit. Een subtiele opbouw van deze toch nog redelijk prille relatie, die ook nog eens best eenzijdig lijkt, zit er, als het aan André ligt, niet in. Om zeker te zijn van het effect van André’s hulp is het pure noodzaak dat mevrouw ook gelijk een nachtje blijft slapen. En jonge god Hazes is ook nog eens zo overtuigd van zijn kunnen tussen de lakens dat hij zeker weet dat zijn nieuwverworven liefde morgen alles vergeten is en huppelend verder door het leven gaat.

“Nou ja”, zult u zeggen, “als dat helpt, is dat toch goed?” Nee, lieve mensen, André laat nog in twee subtiele versregels blijken dat dit meisje helpen nooit zijn achterliggende motief is geweest:

“Geef mij het gevoel dat ik er weer bij hoor voortaan
Ik ga met je mee. Nee, ik laat je nu nooit meer gaan.”

Al het voorgaande heeft dus al doel gehad Hazes’ gevoel van eigenwaarde een beetje op te krikken. Hij is nooit van plan geweest dit meisje te helpen. Hij zag een dame in nood en zag zijn kans: onder het voorwendsel van ‘hulp’ probeert hij haar zijn bed in te praten, en dat allemaal zonder haar mening daarover te vragen, en om er zelf weer wat meer bij te horen. Over de dame in kwestie weten we verder niets, maar André zou haar nooit meer laten gaan, en aangezien die al een tijdje dood is, zullen we nooit weten in welke kelder hij haar heeft opgesloten. Iemand die zo’n tekst schrijft, acht ik daartoe namelijk zeker in staat.